KERKLIEDEREN WELKE GEBRUIKT WORDEN VOOR DE LITURGIE
Geschreven door A. Bonen, H. Bertelds en K. Tolboom, webpagina's gemaakt door H. Hooghiemstra
Onderdeel van www.jongerenwebsite.nl
44.
Een danklied Dank U voor het
licht en donker, dank U voor de
zon en maan. Voor de regen
en de wolken; dank U Heer,
dank U Heer dank U heer dat
wij bestaan. Voor de vogels
en de vissen, alle dieren in
het woud. Tulpen, rozen
en narcissen; dank U Heer,
dank U Heer, dank U heer dat
U van ons houdt. Dank voor alle
blijde dagen: deze dag het
allermeest. Luister naar
wat wij U vragen: luister Heer,
luister Heer, maak de wereld
tot een feest. Dank U wel, wij
zijn tevreden en wij vragen
tot besluit: geef ons nog
een beetje vrede en ons lied, en
ons lied
|
45.
Een korenhalm in weer en wind Een
korenhalm in weer en wind wordt
eten voor jou, wordt
brood voor een kind. We
eten ervan en we weten ervan en
wie er niet eet blijft altijd een kind; wordt
nooit een vrouw, wordt nooit een man. Een
wijnstok op een berg geplant lest
straks weer de dorst in
’t vrolijke land. We
zingen ervan en we drinken ervan, en
wie er niet drinkt in ’t vrolijke land, staat aan de
kant, staat aan de kant. Een beker wijn,
een schaal met brood dat gaf Jezus
jou. Hij redt van de
dood, we breken zijn
brood en we eten ervan, heffen zijn
glas, we zingen Hem groot, Hij leve lang,
Hij leve lang. |
46.
Een lied rond de tafel Een
lied rond de tafel met wijn in overvloed. Een
lied rond de tafel met brood dat leven doet. Daarvan
wil ik zingen een liedje keer op keer. Want
ik deel er de dingen en alles smaakt naar meer. Een
lied rond de tafel van Jezus in de zaal. Een
lied rond de tafel van ’t laatste avondmaal. Daarvan
wil ik zingen een liedje o zo graag, Want
ik deel er de dingen en dat heeft Hij gevraagd. Een
lied rond te tafel van onze wereld groot. Een
lied rond de tafel van : iedereen wil brood. Daarvan
wil ik zingen een liedje keer op keer, Want
ik deel er de dingen en Jezus is hier weer. |
47.
Een lied tot Jezus
Christus Gij zijt
voorbij gegaan, Een steekvlam
in de nacht. De vonken van
uw naam Zijn ogen in
ons hart. In flarden
hangt uw woord Om onze wereld
heen, Wij leven in U
voort, Wij zijn met U
bekleed. Gij zijt
voorbijgegaan, Een voetspoor
in de zee. Gij zijt te ver
gegaan, Gij zijt een
mens te veel. Gij zijt
voorgoed, Gij zijt Verborgen in uw
God. Geen stilte
spreekt U uit, Ondenkbaar is
uw dood. Gij zijt
voorbijgegaan, Een vreemd
bekend gezicht, Een stuk van
ons bestaan, Een vriend, een
spoor van licht. Uw licht is in
mijn bloed, Mijn lichaam is
uw dag, Ik hoop U
tegemoet Zolang ik leven
mag. |
48.
Een stem in de woestijn Er roept een
man in de woestijn, wie zou dat
zijn, wie zou dat zijn? Die man in
vreemde kleren is de profeet
des Heren! De mensen,
overal vandaan, doopt hij in de
Jordaan. Een stem roept
in de wildernis: dat ’t rijk
van God in aantocht is! Breek daarom
met het kwade, God let op onze
daden. Maak voor Hem
uit een rechte baan, een weg die Hij
kan gaan. Ook Jezus komt
naar de Jordaan, tussen de
mensnen gaat Hij staan, en als Hij zich
laat dopen, zet God de
hemel open: een duif daalt
uit de hoge neer op Jezus onze
Heer |
49.
Eens zal er vrede zijn Eens zal er vrede zijn, eens droogt God elke traan en nergens wordt meer kwaad gedaan, op alles staat Zijn heilige naam. Geen oorlog wordt geleerd, wanneer de Heer regeert. Eens zal er vrede zijn, eens komt Gods Kanaän de wolf ligt rustig naast het lom de leeuw en beer zijn lief en tam. De angsten zijn voorbij de kinderen spelen vrij. Eens zal er vrede zijn, eens wordt Gods naam gehoord Hij spreekt voorgoed het laatste woord en opent zelf de gouden poort. Dan staan wij in het licht dat straalt van Gods gezicht. |
50.
Eer zij God in
onze dagen Eer zij God in
onze dagen, eer zij God in
deze tijd. Mensen van het
welbehagen, roept op aarde
vrede uit: Gloria
in Excelsis Deo, Gloria
in Excelsis Deo! Eer zij God die
onze Vader en die onze
Koning is. Eer zij God die
op de aarde naar ons toe
gekomen is, Gloria
in Excelsis Deo, Gloria
in Excelsis Deo! Lam van God,
Gij hebt gedragen, alle schuld tot
elke prijs, geef in onze
levensdagen peis en vreê,
Kyrieleis. Gloria
in Excelsis Deo, Gloria in Excelsis Deo! 51.
Er is een roos ontsprongen Er is een roos
ontsprongen uit ene
wortelstam; die, lijk ons
d’ouden zongen, uit Jesse ’t
leven nam; nu heeft zij
bloem gebracht, in ’t midden
van de winter, in ’t midden
in de nacht. O rozenstruik,
Maria, o alderpuurste
Maagd: van u zingt
Isaias, van ’t
bloemken dat gij bracht; want eeuwig in
Gods raad lag, dat gij
’t Kind zoudt baren tot alder
wereld baat. Wij bidden u
van harte om ’t Kind
dat op u loech, om deez’ lief
bloemkes smarten, die het voor
ons verdroeg: wil ons toch
hulpe zijn, dat wij u mogen
maken een woning fraai en fijn.
54.
Ga
mee de wijde wereld in Ga
mee de wijde wereld in, Kom
kijken, kom kijken. Hoe
alles was in het begin, Kom
kijken, kom kijken. De
bloemen en de bomen, Wij
komen, wij komen. En
vijf konijntjes dromen: Wij
komen, wij komen. De
aarde is ons paradijs, Kom
spelen, kom spelen. Voor
dieren en voor mensen wijs Kom
spelen, kom spelen. De
zon, de sneeuw, de regen, Kom
tegen, kom tegen. De
vogels hoog gestegen, Kom
tegen, kom tegen. |
52. Emigranten naar de verte Door droog-gewaaide zeeën, opgejaagd volk van God bedreigd door zon en sterren, ’n onzeker daag’lijks lot. Refrein: Emigranten naar de verte, naar ’n land door God gemaakt wat alle harten wensen dat zijn wij mensen waard. Door dicht-gegroeide tijden, vastgeroest achterland geen God, geen zon, geen koning, alle vuren uitgebrand. Refrein: De wond’ren zijn je schepen, bliksemlicht is je vlag, je oogopslag het teken, op de dag die op u wacht. Refrein: Het wordt ons aangeboden, iedereen brood en wijn, we zijn bedoeld als goden, en dat zullen we eens zijn. Refrein: Eén is er al verrezen, opgestaan woont Hij daar, geen mens hoeft meer te vrezen, want ’t wonder is al waar.
Refrein: |
53. Franciscus’ Zonnelied” Almachtige, algoede Heer, aan U zij alle lof en eer. Aan U zij alle roem en zegen. Wij overtraden uw gebod, doch Gij duldt dat wij U loven God, met uwe schepselen allerwegen. Refrein: Looft God en bededijdt en dient Hem vol ootmoedigheid. Geloofd zijt Gij om broeder zon Uw zinnebeeld de gouden bron die uitstraalt over alle volken. Geloofd zijt Gij om zuster maan om sterren die in ’t luchtruim staan, geloofd om broeder wind en wolken. Refrein: Om zuster aarde die ons voedt en kruiden en bloemen groeien doet om ’t ned’rig water rijk aan waarden; geloofd zijt Gij om broeder vuur die edel is en sterk en puur geloofd zijt Gij om heel uw aarde. Refrein: Geloofd zijt Gij om hen die stil hun lot verdragen naar Uw wil en U ter eer elkaar vergeven. Geloofd zijt Gij om zuster dood die nooit een sterv’ling buiten sloot van loon of leed in ’t eeuwig leven. Refrein: Looft God en bededijdt en dient Hem vol ootmoedigheid. Amen. |